Vrije-markteconomieën

Kritiek op kapitalisme kun je overal vinden. Het is zelfs duidelijke politiekincorrect om er zonder kwalificaties iets positiefs over te zeggen. Ik wil hier voor de verandering aandacht besteden aan wat er zo goed aan is.

Winst en concurrentie

Als een bedrijf veel winst maakt, dan laat een vrije-markteconomie je in principe proberen daar een stukje van mee te pikken. Die vrijheid betekent niet dat overheidssteun het succes van nieuwe ondernemingen garandeert, maar simpelweg dat ondernemers veel mogen. Winst trekt daardoor vanzelf concurrentie aan.

Concurrentie om klanten betekent dat het aanbod in bepaalde markten stijgt waardoor klanten minder geld betalen. Concurrentie om leveranciers betekent dat in andere markten de vraag stijgt, waardoor leveranciers meer geld verdienen. Op die manier worden de winsten vanzelf verspreidt over de rest van de economie, wat uiteindelijk leidt tot hogere welvaart voor iedereen.

Om winst te blijven maken, moet bedrijven innoveren. Die eindeloze zoektocht naar nieuwe bronnen van winst zorgt ervoor vrije-markteconomieën zichzelf blijven verbeteren.

Net als evolutie functionele levenvormen produceert zonder hulp van een schepper, hebben vrije martkeconomieën geen meesters nodig om voortuigang te maken voor iedereen die erin leeft.

Simplistische theorieën

Om het overzichtelijk te houden is de bovenstaande theorie simplistisch. Hij beschijft een economie die een hoop elementen van echte mist. Dat maakt het nog geen slechte theorie die in de praktijk geen waarde heeft. Vaak doen complicaties er in de realiteit er niet toe, zodat een theorie slechts de hoofdlijnen goed hoeft te beschrijven. Soms zorgen complicaties dat dingen in het echt niet zo goed werken als in theorie, maar het tegenovergestelde kan ook gebeuren–de praktijk kan juist beter zijn.

Denk bijvoorbeeld aan de klimaatverandering. Het klimaat is een zeer complex systeem dat wetenschappers nog niet volledig hebben doorgrond. Een simplistische theorie over CO2-concentraties en hun impact is echter voldoende om te begrijpen waarom het klimaat verandert en wat we ertegen kunnen doen. Een belangrijk verschil met vrije markten is echter dat het politiekcorrect is om klimaatverandering te begrijpen.

Behulpzame complicaties

In de praktijk beginnen weinig mensen een onderneming zodra ze horen dat er ergens veel winst wordt gemaakt. Ze zijn niet geinteresseerd of zien geen kans. Dat is niet erg omdat er miljoenen mensen zijn. Als maar 1% van 1% van alle mensen meedoet, dan zijn er nog steeds honderden concurrenten. Daar komt bij dat angst voor concurrentie een reden is om het bij voorbaat op te geven en zo mede verklaart waarom weinigen het proberen.

Bedrijven concurreren om winst te maken, maar dat is niet per se de hoofdzaak voor de mensen die voor de bedrijven werken. Sommige willen oprecht klanten helpen, de werksfeer prettig maken of een goede verstandhouding met de leveranciers bewaren. Anderen ontwikkelen nieuwe producten uit nieuwsgierigheid of als een creatieve uitlaatklep. Deze complicatie maakt de praktijk beter dan de theorie.

Als een bedrijf in een vrije markt een monopoliepositie weet te bemachtigen of een groep bedrijven een kartel weet te vormen, betekent dat nog niet dat ze lekker winst gaan zitten pakken. Om te verhinderen dat nieuwe concurrentie onstaat, moeten monopolies en kartels doorgaan met prijzen verlagen voor hun klanten, prijzen verhogen voor hun leveranciers of producten verbeteren.

Linksom

Winst en concurrentie houdt bedrijven scherp. Dat is iets wat de publieke sector mist. Mensen vergissen zich overal weleens. De markt is genadeloos en bestraft vergissingen met faillisementen. In de publieke sector kunnen klunzen echter ongestraft doorblunderen. Dat is vooral een groot probleem als de vergissing berust op een fout geloof.

 

Ik wil een voorbeeld noemen dat niet controversieel is, maar dat is moeilijk, omdat kapitalisme altijd overal de schuld van krijgt.

Verschillende minderheden die door de meerderheid verdorven werden geacht, zijn een welkome bron van goedkope arbeid geweest voor bedrijven. Concurrerende bedrijven kunnen zich racistisch bijgeloof eenvoudigweg niet veroorloven. Overheden zijn er echter keer op keer toe over gegaan om werkverboden op te leggen aan minderheden–zo niet erger. Waar die fouten zijn rechtgezet kostte dat veel moeite.

Ander voorbeeld: het mislukken van elke communistische staat, is te wijten aan herhaalde fouten van partijleden die ongestrafd aan de macht bleven, en niet aan sabotage door kapitalisten.

Rechtsom

Winst kan de werkgelegenheid verbeteren. Maak winst makkelijker voor bedrijven door belastingen te verlagen en te dereguleren, dan gaan ze vanzelf meer mensen aan het werk zetten. Met andere woorden: neoliberalisme is niet kwaad bedoeld of moeilijk te begrijpen.

Bij deze bliksemuitleg laat ik het vandaag.

Markt versus democratie

Markten zijn niet perfect, maar dat sluit niet altijd uit dat de beste oplossing een marktoplossing is. In kritieken op liberaal beleid is de overheid vaak een soort panacee voor marktfalen. De oorzaken van marktfalen kunnen echter ook overheden laten falen, zeker als het democratische overheden zijn. Daarom is het overheidsmiddel soms erger dan de marktkwaal.

Mensen die dwaze beslissingen maken op markten worden niet opeens verstandig in de stembus. Op markten gaat het vaak zelfs beter. Beslissingen die je op markten neemt hebben vaak duidelijke gevolgen voor jezelf en voor mensen om je heen. Met die duidelijke gevolgen verleiden markten mensen om zich verstandiger te gedragen. De kans dat je stem ooit een verkiezingsuitslag verandert is daarentegen bijna nul. Dat betekent dat moeite die je doet om juist te kiezen bijna altijd verspild is. De meeste mensen doen dan ook niet echt hun best.

In de markt staan aan de aanbodzijde gierige kapitalisten die middels sluwe marketingtechnieken onnozele consumenten van hun geld scheiden. Politici verdienen echter niet meer vertrouwen. Ze zijn niet minder egoïstisch. Ze bedienen zich eveneens van sluwe marketing technieken. De verschillen pleiten hier juist voor markten. Kapitalisten nemen genoegen met je geld, terwijl politici zich overal mee willen bemoeien. Kiezers zijn minder op hun hoede dan consumenten en laten zich daarom gemakkelijker belazeren.

Demagogie verklaart slecht beleid veel beter dan het populaire waanidee dat democratieën maar een dekmantel zijn voor een dictatuur van kapitalisten. Demagogie geeft bijvoorbeeld geen reden om te vragen waarom plutocraten zo’n geraffineerde en kostbare dekmantel in stand houden, terwijl de geschiedenisboeken vol staan met dictators die met veel minder moeite openlijk over hun landen regeerden.

Een zorgvuldige afweging van alternatieven zal niet altijd tot de conclusie leiden dat een marktoplossingen het beste is, maar imperfecties van de markt zijn niet het goede excuus voor overheidsingrijpen waar ze helaas vaak voor doorgaan.